HOVON 134 MF
Algemeen
Een fase II onderzoek bij patiënten met myelofibrose (primair, post-Essentiele Trombocytose of post-Polycytemia Vera Myelofibrose) behandeld met de selectieve JAK2 remmer Pacritinib voor allogene stamceltransplantatie middels gereduceerde conditionering
- Leeftijd
- Enkel volwassenen
- Fase onderzoek
- Fase 2
- Bij diagnose
-
- Myelofibrose (MF)
Het verbeteren van het resultaat van allo-SCT transplantatie gebruikmakende van een uniforme conditionering en pacritinib voorbehandeling.
Phase II, single arm, multicenter
- Onderzoeksgebied
- therapie, veiligheid, werkzaamheid
- Soort onderzoek
- interventie-onderzoek Een interventioneel onderzoek is een onderzoek waarin bij de deelnemers een interventie wordt uitgevoerd, zoals een nieuw geneesmiddel, om deze te beoordelen. Tijdens het ontwikkelingsproces van geneesmiddelen worden geneesmiddelen beoordeeld door interventionele onderzoeken, ook bekend als klinische onderzoeken. Klinische onderzoeken kunnen op veel manieren worden opgezet, maar ze zijn doorgaans gerandomiseerd (deelnemers worden willekeurig ingedeeld in verschillende armen in het onderzoek) en gecontroleerd (het onderzoeksmiddel wordt aan de ene arm gegeven en de uitkomsten worden vergeleken met een andere behandeling of placebo gegeven in een andere arm). Dit worden gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken of RCT's ('randomised controlled trials') genoemd.
Onderzoekspopulatie
Patiënten met post-Essential Thrombocytosis (ET), post-Polycythemia Vera (PV) of Primary Myelofibrosis (PMF), intermediate-2 of high risk volgens de dynamic international prognostic scoring system (DIPSS) plus.
Inclusiecriteria: Je mag meedoen als
- Patiënten met een bevestigde post-ET, post-PV of primaire myelofibrose diagnosis
- Intermediate-2 of high-risk volgens de DIPSS plus
- In de leeftijd 18 tot en met 70 jaar
- WHO performance status 0-2
- Bloedplaatjes groter of gelijk aan 25 x 10^9/L, geen bloedplaatjes transfusie binnen 2 weken voor registratie
- Alle mannen en vrouwen in de vruchtbare leeftijd moeten akkoord gaan met het gebruiken van adequate anticonceptie tijdens de studie
- Schriftelijk informed consent
- Patient is in staat om schriftelijk informed consent te geven
Exclusiecriteria: Je mag niet meedoen als
- Patiënten die zijn behandeld met pacritinib als hun eerdere behandeling met JAK2-remmers kunnen niet aan deze studie deelnemen.
- Behandeling met andere JAK2 remmers dan pacritinib is toegestaan, met uitzondering van hoog gedoseerde ruxolitinib (hoger dan 10 mg tweemaal daags). Voor deze patiënten moet de behandeling met ruxolitinib worden afgebouwd naar een dosis van 10 mg tweemaal daags of lager, minstens twee weken voor deelname aan het onderzoek.
- Elke maagdarm- of metabole aandoening (bijv. inflammatoire of chronische functionele darmstoornis zoals de ziekte van Crohn, inflammatoire darmziekte, chronische diarree of constipatie) die de absorptie van orale medicatie kan verstoren
- Ejectiefractie van de linkerhartkamer van ≤ 45% volgens echocardiogram of multigated acquisition (MUGA) -scan
- Lever- en nierfunctiestoornis, gedefinieerd volgens levertransaminases (aspartaat-aminotransferase [AST]/serum glutamic-oxaloacetic transaminase [SGOT] en alanine-aminotransferase [ALT]/serum glutamic pyruvic transaminase [SGPT]), >3 x de bovengrens van normaal (ULN) (AST/ALT >5 x ULN als de transaminaseverhoging verband houdt met MF), direct bilirubine >4x ULN, en creatinineklaring < 40 ml/min.
- Verstoorde stollingsfunctie, gedefinieerd door protrombinetijd (PT)/internationaal genormaliseerde ratio (INR), partiële tromboplastinetijd (APTT)>1,5 x ULN.
- Experimentele behandeling binnen vier weken vóór inclusie voor PMF, Post-PV, of Post-ET MF
- Ernstige longdisfunctie (CTCAE-klasse III-IV, zie bijlage D)
- Behandeling met een sterke CYP3A4-remmer of een sterke cytochroom P450 (CYP450) -inductor binnen de laatste 2 weken
- Behandeling met antistollingsmiddelen of trombocytenaggregatieremmers, behalve aspirinedoseringen van ≤ 100 mg per dag, binnen de laatste 2 weken
- Congestief hartfalen volgens New York Heart Association Class II, III, of IV
- QTc-verlenging >450 ms zoals beoordeeld door ECG en gecorrigeerd met de Federiciamethode andere factoren die het risico op verlenging van het QT-interval vergroten (bijv. hartfalen, hypokali?mie [gedefinieerd als serumkalium <3,0 mEq/L die persistent en refractair is tot correctie], familiegeschiedenis van lange-QT-intervalsyndroom, of gelijktijdig gebruik van medicatie die het QT-interval mogelijk verlengen)
- Significante recente voorgeschiedenis van bloeding gedefinieerd als NCI CTCAE-klasse ≥2 binnen de laatste 3 maanden, tenzij ze veroorzaakt is door een bepaalde gebeurtenis (bijv. chirurgische ingreep, trauma, letsel)
- Elke voorgeschiedenis van hartaandoeningen van CTCAE-klasse ≥2 die geen hartritmestoornis zijn binnen de laatste 6 maanden. Patiënten met asymptomatische hartaandoeningen van CTCAE klasse ≥2 die geen hartritmestoornis zijn, kunnen, met de goedkeuring van de hoofdonderzoeker, in aanmerking worden genomen voor inclusie als de aandoeningen stabiel zijn en de kans dat ze de veiligheid van de patiënt negatief beïnvloeden, klein is.
- Elke voorgeschiedenis van CTCAE-klasse ≥2 hartritmestoornissen binnen de laatste 6 maanden. Patiënten met niet-QTc hartritmestoornissen van CTCAE-klasse 2, kunnen, met de goedkeuring van de hoofdonderzoeker, in aanmerking worden genomen voor inclusie als de hartritmestoornissen stabiel en asymptomatisch zijn en de kans dat ze de veiligheid van de patiënt negatief beïnvloeden, klein is.
- Patiënten met actieve, ongecontroleerde infecties
- Patiënten van wie bekend is dat ze HIV (humaan immunodeficiëntievirus)-positief zijn
- Actieve hepatitis A, B of C
- Voorgeschiedenis van actieve maligniteit tijdens de laatste 3 jaar, behalve basaalcelcarcinoom van de huid of baarmoederhalscarcinoom in fase 0
- Het zich gelijktijdig voordoen van een ernstige en/of ongecontroleerde medische aandoening (bijv. ongecontroleerde diabetes, infectie, hoge bloeddruk, kanker, enz.)
- Zwangere vrouwen of vrouwen die borstvoeding geven
- Elke psychologische, familiale, sociologische en geografische omstandigheid die de naleving van het studieprotocol en het opvolgschema kan bemoeilijken.
Voordeel voor participerende patienten bestaat uit de verbetering van MF-gerelateerd symptomen voor allo-SCT transplantatie, vermindering van de grootte van de milt en daardoor verbetering van de klinische conditie en transplantatie uitkomst. Desondanks kan pacritinib behandeling gepaard gaan met bijwerkingen (gastrointestinaal).
Inductie met 3-4 cycles pacritinib, gevolgd door allo-SCT transplantatie wanneer een geschikte donor beschikbaar is. Alle patiënten krijgen dezelfde behandeling.