QED_PROOF 302
Algemeen
Multicentrisch, dubbelblind, gerandomiseerd, placebogecontroleerd fase 3-onderzoek naar infigratinib als adjuvante behandeling van proefpersonen met invasief urotheelcarcinoom met FGFR3- gevoelige genetische veranderingen(PROOF 302)
- Leeftijd
- Enkel volwassenen
- Fase onderzoek
- Fase 3
- Bij diagnose
-
- Blaaskanker
Vaststellen of behandeling met infigratinib de centraal beoordeelde ziektevrije overleving (DFS) verbetert vergeleken met placebobehandeling bij proefpersonen met invasief urotheelcarcinoom met FGFR3-gevoelige genetische veranderingen na nefro-ureterectomie, distale ureterectomie of cystectomie.
Dit is een multicentrisch, Dubbelblind Dubbele blindering is een methode die wordt toegepast in klinische onderzoeken om het risico van vertekening te verlagen, wat bewust of onbewust kan optreden wanneer onderzoeksdeelnemers en/of onderzoekers weten welke deelnemers welke behandeling (of placebo) krijgen. In een onderzoek met één behandelgroep en één placebogroep betekent blindering bijvoorbeeld dat de deelnemers niet weten in welke groep ze zijn ingedeeld. In een dubbelblind onderzoek weten noch het onderzoeksteam noch de deelnemers in welke groep de deelnemer is ingedeeld. Soms wordt de term 'enkelblind' gebruikt om onderzoeken te beschrijven waarin de deelnemers niet weten in welke groep ze zijn ingedeeld maar het onderzoeksteam wel. , gerandomiseerd, Placebo In klinische onderzoeken is een placebo een geneesmiddel zonder werkzame bestanddelen. Placebo's hebben geen bekende medische effecten. Het 'placebo-effect' is een gunstig effect of bijwerking ervaren door patiënten die een placebo innemen ondanks het feit dat het geen geneesmiddel betreft. gecontroleerd fase 3-onderzoek voor het evalueren van de doeltreffendheid van infigratinib bij ongeveer 218 volwassen proefpersonen met invasief urotheelcarcinoom met FGFR3-gevoelige genetische veranderingen (mutaties en genfusies of translocaties [d.w.z. herschikkingen]; hierna gezamenlijk ´FGFR3-veranderingen´ genoemd) binnen 120 dagen na nefro-ureterectomie, distale ureterectomie of cystectomie en die niet in aanmerking komen voor cisplatina-gebaseerde (neo)adjuvante chemotherapie of die een residuele ziekte hebben na neoadjuvante therapie. De steekproefgrootte kan na een tussentijdse analyse worden verhoogd tot in totaal 328 proefpersonen met behulp van een adaptieve veelbelovende zone-onderzoeksopzet. Proefpersonen met invasief urotheelcarcinoom zijn proefpersonen met invasief urotheelcarcinoom van de hoge urinewegen (UTUC) en urotheelcarcinoom van de blaas (UBC). Proefpersonen worden gerandomiseerd (1:1) naar orale infigratinib of Placebo In klinische onderzoeken is een placebo een geneesmiddel zonder werkzame bestanddelen. Placebo's hebben geen bekende medische effecten. Het 'placebo-effect' is een gunstig effect of bijwerking ervaren door patiënten die een placebo innemen ondanks het feit dat het geen geneesmiddel betreft. , éénmaal daags toegediend tijdens de eerste 3 weken (21 dagen) van elke cyclus van 28 dagen gedurende maximaal 52 weken, tot lokale/regionale of contralaterale invasieve of metastatische terugkering, of totdat aan andere criteria gespecificeerd in rubriek 8.1.1 wordt voldaan, wat zich het eerst voordoet. Proefpersonen worden met radiografie of urinecytologie geëvalueerd op tumorterugkering. Bij proefpersonen met UTUC (d.w.z. proefpersonen met een blaas) wordt cystoscopie uitgevoerd. Radiografie, urinecytologie en cystoscopie worden uitgevoerd tot metastatische terugkering door geblindeerde onafhankelijke centrale beoordeling (BICR) of metastatische terugkering zoals beoordeeld door de onderzoeker indien lokale/regionale of contralaterale invasieve terugkering door BICR al is opgetreden. Na die tijd worden proefpersonen opgevolgd op overlevingsstatus en gebruik van kankertherapie gedurende 1 jaar nadat de definitieve DFS-uitkomst is bereikt (d.w.z. einde van het onderzoek). Een tussentijdse adaptatie- en futiliteitsanalyse voor centraal beoordeelde DFS wordt uitgevoerd nadat ongeveer 35 centraal beoordeelde DFS-gebeurtenissen zijn bereikt. Op basis van de resultaten van de tussentijdse analyse van de DFS wordt, indien een toename van de steekproefgrootte met gebruikmaking van de veelbelovende zone-opzet noodzakelijk wordt geacht, de steekproefgrootte/centraal geëvalueerde DFS-uitkomst met maximaal 50% (328/105) verhoogd. Als de steekproefgrootte wordt verhoogd en de uitkomst wordt aangepast, dan zullen de volgende analyses dienovereenkomstig qua tijd worden aangepast wanneer de aangepaste uitkomst is bereikt. Details over de adaptatiemethode van de steekproefgrootte worden vooraf gespecificeerd in het adaptatieplan. Proefpersonen worden gestratificeerd naar betrokkenheid van lymfeknopen (ja versus nee), voorafgaande neoadjuvante chemokuur (ja versus nee), AJCC-stadium (pT2 versus > pT2) en ziekte (UTUC versus UBC).
- Onderzoeksgebied
- Therapeutisch, Veiligheid, Farmacokinetiek
- Soort onderzoek
- Interventie-onderzoek Een interventioneel onderzoek is een onderzoek waarin bij de deelnemers een interventie wordt uitgevoerd, zoals een nieuw geneesmiddel, om deze te beoordelen. Tijdens het ontwikkelingsproces van geneesmiddelen worden geneesmiddelen beoordeeld door interventionele onderzoeken, ook bekend als klinische onderzoeken. Klinische onderzoeken kunnen op veel manieren worden opgezet, maar ze zijn doorgaans gerandomiseerd (deelnemers worden willekeurig ingedeeld in verschillende armen in het onderzoek) en gecontroleerd (het onderzoeksmiddel wordt aan de ene arm gegeven en de uitkomsten worden vergeleken met een andere behandeling of placebo gegeven in een andere arm). Dit worden gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken of RCT's ('randomised controlled trials') genoemd.
Onderzoekspopulatie
Er worden initieel ongeveer 218 volwassen proefpersonen (mannen en vrouwen) ingepland voor onderzoeksdeelname. De steekproefgrootte kan na een tussentijdse analyse worden verhoogd tot in totaal 328 proefpersonen met behulp van een adaptieve veelbelovende zone-onderzoeksopzet. Niet meer dan 15% van de populatie wordt ingeschreven met UBC en ≤ 25% van de proefpersonen met UTUC heeft AJCC-stadium pT2 UTUC (limiet wordt gebaseerd op stratificatie).
Inclusiecriteria: Je mag meedoen als
Proefpersonen moeten aan alle volgende criteria voldoen om aan het onderzoek te kunnen deelnemen:
1. Een leeftijd van ≥ 18 jaar (≥ 20 jaar in Taiwan) hebben voor elk geslacht.
2. Een Geïnformeerde toestemming
Vrijwillige toestemming, met kennis van alle relevante informatie, om deel te nemen aan een wetenschappelijk of klinisch onderzoek. Voordat een onderzoek mag worden uitgevoerd, moeten deelnemers worden geïnformeerd over alle aspecten van het onderzoek zoals de doelen, methoden, verwachte voordelen en mogelijke risico's. Deelnemers moeten ook weten dat ze zich op elk moment uit het onderzoek kunnen terugtrekken zonder negatieve gevolgen voor hun lopende zorg of behandeling.
hebben ondertekend.
3. Een histologisch of cytologisch bevestigd invasief urotheelcarcinoom hebben dat gevoelig is voor genetische FGFR3-veranderingen binnen 120 dagen na nefro-ureterectomie, distale ureterectomie of cystectomie:
• Met betrekking tot monsters en documentatie van FGFR3-veranderingen:
FGFR3-mutatie is bevestigd als: FGFR3-gen is gemuteerd in Exon 7 (R248C, S249C), Exon 10 (G370C, A391E, Y373C) of Exon 15 (K650M/T, K650E/Q).
FGFR3-genfusie of -translocatie is bevestigd als: genfusie of -translocatie is geïdentificeerd.
De aminozuurnummers voor de FGFR3-mutaties hebben betrekking op de functionele FGFR3-isoform 1 (NP_000133.1) dat het NCBI Refseq ID is dat is gebruikt voor het rapporteren van genetische FGFR3-veranderingen door middel van de FoundationOne CDx-test.
Schriftelijke documentatie van centrale laboratoriumbepaling door FoundationOne CDx-testen (via Foundation Medicine USA) van FGFR3-veranderingen is vereist voor geschiktheid voor het onderzoek in onderzoekscentra buiten China. Voor onderzoekscentra in China is bevestiging nodig door middel van een test vergelijkbaar met die van de centrale test.
Patiënten die moleculaire prescreening vereisen voor het bevestigen van de aanwezigheid van de FGFR3-verandering om te voldoen aan de Inclusiecriteria
Inclusiecriteria zijn de kenmerken die potentiële deelnemers moeten hebben om in aanmerking te komen voor deelname aan een klinisch onderzoek. Ze beschrijven de criteria voor de patiëntenpopulatie en patiëntenselectie. De inclusiecriteria (en exclusiecriteria) zijn een belangrijk onderdeel van een onderzoeksprotocol. Als ze goed zijn gedefinieerd, vergroten de inclusie- en exclusiecriteria de kansen dat het onderzoek betrouwbare resultaten oplevert. Ook beschermen ze de deelnemers tegen letsel en minimaliseren ze de risico's.
, moet een archieftumormonster met een pathologieverslag worden verzonden naar Foundation Medicine USA voor FoundationOne CDx-testen.
Voor onderzoekslocaties in China is schriftelijke documentatie van FGFR3-veranderingen door het gecontracteerde centrale laboratorium vereist voor geschiktheid voor het onderzoek.
• Als de status post-neoadjuvante chemotherapie is, moet het pathologische stadium bij chirurgische resectie AJCC-stadium ≥ ypT2 en/of yN+ zijn. Voorafgaande neoadjuvante therapie wordt gedefinieerd als ten minste 3 cycli neoadjuvante cisplatina-gebaseerde chemotherapie met een geplande cisplatinadosis van 70 mg/m2/cyclus. Patiënten die minder dan dit of niet-cisplatinagebaseerde neoadjuvante behandeling hebben ontvangen, worden beschouwd als patiënten die geen neoadjuvante chemotherapie hebben ontvangen.
• Als de status niet post-neoadjuvante chemotherapie is, is ongeschikt zijn voor het krijgen van cisplatina-gebaseerde adjuvante chemotherapie gebaseerd op Galsky et al (2011):
Creatinineklaring ≤ 60 ml/minuut, of
Common Terminology Criteria for Adverse Events (CTCAE versie 5.0 of hoger) graad ≥ 2 gehoorverlies, of
CTCAE graad ≥ 2 neuropathie.
• Indien niet geschikt voor cisplatina gebaseerd op Galsky et al (2011), moet ook aan de volgende criteria worden voldaan:
Ziekte van de hoge urinewegen moet AJCC-stadium ≥ pT2 pN0 2 M0 (post-lymfadenectomie of geen lymfadenectomie [pNx]) zijn.
UBC moet AJCC-stadium ≥ pT3 of pN+ zijn.
• Proefpersoon moet een centraal beoordeelde negatieve postoperatieve CT hebben (gedefinieerd als lymfeknopen met een korte as < 1,0 cm en zonder groei en geen verre Metastase
Metastase (of uitzaaiing) is de verspreiding van tumorcellen vanuit de oorspronkelijke locatie (de primaire locatie) naar een ander deel van het lichaam. Tumoren kunnen metastaseren (uitzaaien) door nabijgelegen weefsel binnen te dringen of door zich te verspreiden via de circulatie (bloed en lymfestelsel).
n volgens responsevaluatiecriteria in niet-holle tumoren (RECIST v1.1)) of negatieve biopsie binnen 28 dagen vóór Randomisatie
Randomisatie is een methode voor indelen of selecteren zonder gebruikmaking van een systeem. Het is zuiver willekeurig (bepaald door het toeval). In klinische onderzoeken worden deelnemers gewoonlijk willekeurig in verschillende armen van het onderzoek ingedeeld (bijvoorbeeld voor toediening van het onderzoeksmiddel of voor placebo). Dit is een bepalend onderdeel van het gerandomiseerde gecontroleerde onderzoek ('randomised controlled trial', RCT). Randomisatie in klinische onderzoeken houdt in dat elke deelnemer een gelijke kans heeft in een van de armen van het onderzoek te worden ingedeeld. Het is een belangrijke methode om het risico van vertekening (bias) in de uitkomsten van het onderzoek te verlagen.
om de afwezigheid van ziekte op de baseline te bevestigen.
4. Indien de proefpersoon bijwerkingen heeft gehad geassocieerd met eerdere chirurgie of neoadjuvante chemotherapie, zijn deze gestabiliseerd of opgelost tot graad ≤ 2 voorafgaand aan Randomisatie
Randomisatie is een methode voor indelen of selecteren zonder gebruikmaking van een systeem. Het is zuiver willekeurig (bepaald door het toeval). In klinische onderzoeken worden deelnemers gewoonlijk willekeurig in verschillende armen van het onderzoek ingedeeld (bijvoorbeeld voor toediening van het onderzoeksmiddel of voor placebo). Dit is een bepalend onderdeel van het gerandomiseerde gecontroleerde onderzoek ('randomised controlled trial', RCT). Randomisatie in klinische onderzoeken houdt in dat elke deelnemer een gelijke kans heeft in een van de armen van het onderzoek te worden ingedeeld. Het is een belangrijke methode om het risico van vertekening (bias) in de uitkomsten van het onderzoek te verlagen.
.
5. ECOG (Eastern Cooperative Oncology Group)-performance status ≤ 2 hebben.
6. Vrouwen op vruchtbare leeftijd (WOCBP) moeten binnen 7 dagen na de eerste dosis van de onderzoeksmedicatie een negatieve serumzwangerschapstest hebben. WOCBP en mannen met WOCBP als seksuele partners, moeten instemmen met het gebruik van barrièreanticonceptie en een tweede vorm van anticonceptie (Clinical Trials Facilitation Group 2014) tijdens het gebruik van het onderzoeksgeneesmiddel en gedurende 3 maanden volgend op hun laatste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel. Seksueel actieve mannen moeten een condoom gebruiken tijdens gemeenschap terwijl ze het onderzoeksgeneesmiddel gebruiken en gedurende 3 maanden na de laatste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel en mogen tijdens deze periode geen kind verwekken. Proefpersonen mogen gedurende het onderzoek en gedurende 3 maanden na de laatste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel geen sperma en geen eicellen doneren.
7. Bereid en in staat zijn om te voldoen aan onderzoeksbezoeken en onderzoeksprocedures.
Exclusiecriteria: Je mag niet meedoen als
Proefpersonen kunnen niet aan dit onderzoek deelnemen als ze voldoen aan een van de volgende criteria:
1. Aanwezigheid van positieve chirurgische marges na nefro-ureterectomie, distale ureterectomie of cystectomie.
2. Bacillus Calmette-Guerin (BCG) of andere intravesicale therapie hebben ontvangen voor NMIBC in de afgelopen 30 dagen.
3. Huidig of tijdens de deelname aan dit onderzoek gepland gebruik van middelen die bekend staan als krachtige inductoren of remmers van CYP3A4 en medicatie die de serumfosfor- en/of calciumconcentratie verhoogt. Proefpersonen mogen geen enzym-inducerende epilepsiegeneesmiddelen gebruiken, waaronder carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital en primidon. Zie bijlage 2 (rubriek 17.2).
• Eerdere neoadjuvante chemotherapie of immunotherapie is toegestaan als aan inclusiecriterium 3 wordt voldaan. Eerdere chemotherapie moet zijn voltooid binnen een tijdsperiode die langer is dan de cycluslengte die wordt gebruikt voor die behandeling voorafgaand aan de eerste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel. Proefpersonen die biologische therapie hebben gekregen, moeten de therapie voltooid hebben binnen een periode van ≥ 5 halfwaardetijden voor de eerste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel.
4. Gepland gebruik van andere systemische therapieën voor de behandeling van invasief urotheelcarcinoom tijdens dit onderzoek.
5. Eerder of huidig gebruik van een behandeling met een mitogeen-geactiveerd proteïnekinase (MEK) of een selectieve FGFR-remmer.
6. In de afgelopen 3 jaar een voorgeschiedenis van een andere primaire maligniteit dan (1) invasief UBC of UTUC (d.w.z. de onderzoeksaandoening), (2) niet-invasief urotheelcarcinoom, (3) elk adequaat behandeld in-situ carcinoom of niet-melanoom carcinoom van de huid, (4) elke andere curatief behandelde maligniteit die tijdens de onderzoeksdeelname naar verwachting geen behandeling tegen terugkering vereist of (5) een onbehandelde kanker onder toezicht die gedurende ≥ 3 jaar de overlevingsstatus van de proefpersoon niet zal beïnvloeden gebaseerd op klinische beoordeling/verklaring. Voor alle overige kankers die niet aan de bovenstaande criteria voldoen, is schriftelijke toestemming van de medische monitor vereist.
7. Hebben van huidig bewijs van hoornvlies- of retina-aandoening/keratopathie waaronder, maar niet beperkt tot, bulleuze/ring keratopathie, ontsteking of zweervorming, keratoconjunctivitis, bevestigd door oogheelkundig onderzoek. Proefpersonen met asymptomatische oogheelkundige aandoeningen die naar het oordeel van de onderzoeker een minimaal risico geven voor de onderzoeksdeelname, kunnen worden ingeschreven in het onderzoek.
8. Hebben van een voorgeschiedenis en/of huidig bewijs van omvangrijke weefselcalcificatie waaronder, maar niet beperkt tot, het zachte weefsel, nieren, ingewanden, vasculatuur, myocardium en de longen met uitzondering van gecalcificeerde lymfeknopen, kleine pulmonale parenchymale calcificaties, kleine niercyste- of steencalcificaties en asymptomatische coronaire calcificatie.
9. Hebben van verminderde maagdarm (GI)-functie of GI-ziekte die de absorptie van oraal infigratinib significant kan beïnvloeden (b.v. actieve ulceratieve ziekten, onbeheerste nausea, braken, diarree, malabsorptiesyndroom, dunnedarmresectie).
10. Hebben van huidig bewijs van endocriene wijzigingen van calcium/fosfaat-homeostase (bijv. parathyroïdaandoeningen, voorgeschiedenis van parathyroïdectomie, tumorlyse, tumorale calcinose), tenzij goed beheerst.
11. Consumptie van grapefruit, grapefruitsap, grapefruithybriden, granaatappels, stervruchten, pomelo´s of zure sinaasappelen (Sevilla) of producten die het sap van deze vruchten bevatten binnen 7 dagen vóór de eerste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel.
12. Gebruik van medicatie waarvan bekend is dat deze het QT-interval verlengt en/of geassocieerd wordt met een risico op torsades de pointes (TdP) binnen 7 dagen vóór de eerste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel.
13. Gebruik van amiodaron binnen 90 dagen voorafgaand aan de eerste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel.
14. Het hebben van onvoldoende beenmergfunctie:
• Absolute neutrofielentelling (ANC) < 1000/mm3 (1,0 × 109/l).
• Bloedplaatjes < 75.000/mm3 (< 75 × 109/l).
• Hemoglobine < 9,0 g/dl.
15. Het hebben van onvoldoende lever- en nierfunctie:
• Totaal bilirubine > 1,5 x de bovengrens van de normaalwaarde (ULN) van het testlaboratorium (voor patiënten met gedocumenteerd syndroom van Gilbert, exclusie voor directe bilirubine > 1,5 x ULN en inschrijving vereist goedkeuring door de medische monitor).
• AST/SGOT en ALT/SGPT > 2,5× ULN van het testlaboratorium.
• Berekende (met gebruik van de Cockcroft-Gault [C-G] formule [Cockcroft en Gault 1976]) of gemeten creatinineklaring van < 30 ml/min.
16. Hebben van amylase of lipase > 2,0 × ULN.
17. Hebben van abnormale calciumfosfaat-homeostase:
• Anorganisch fosfor hoger dan ULN van het testlaboratorium.
• Totaal serumcalcium (kan worden gecorrigeerd) hoger dan ULN van het testlaboratorium.
18. Hebben van klinisch significante hartaandoening, waaronder een van de volgende:
• Congestief hartfalen dat behandeling vereist (New York Heart Association [NYHA] graad ≥2), linker ventriculaire ejectiefractie (LVEF) < 50% of lokale ondergrens van de normaalwaarde zoals vastgesteld door multiple gated acquisition scan (MUGA) of echocardiogram (ECHO), of onbeheersbare hypertensie (raadpleeg de richtlijnen van European Society of Cardiology en European Society of Hypertension [Williams et al 2018]).
• Aanwezigheid van CTCAE (versie 5.0 of hoger) graad ≥ 2 ventriculaire aritmieën, atriale fibrillatie, bradycardie of abnormale geleiding.
• Onstabiele angina pectoris of acuut myocardinfarct ≤ 3 maanden vóór de eerste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel.
• QTcF > 470 msec (mannen en vrouwen). Opmerking: als de QTcF > 470 msec is in het eerste elektrocardiogram (ECG), dienen in totaal 3 ECG´s ≥ 5 minuten van elkaar gescheiden te worden uitgevoerd. Als het gemiddelde van deze 3 opeenvolgende resultaten voor QTcF ≤ 470 msec is, is de proefpersoon wat dit betreft geschikt voor deelname.
• Voorgeschiedenis van congenitaal lang QT-intervalsyndroom.
19. Hebben gehad van een recente (≤ 3 maanden vóór de eerste dosis van het onderzoeksgeneesmiddel) transiënte ischemische aanval of beroerte.
20. Bij vrouwelijke proefpersonen zwanger zijn of borstvoeding geven, waarbij zwangerschap wordt gedefinieerd als de toestand van een vrouw na conceptie en tot de beëindiging van de zwangerschap, bevestigd door positieve humaan choriongonadotropine in urine of bloed.
21. Hebben van een bekende allergie/overgevoeligheidsreactie op een van de bestanddelen van het onderzoeksgeneesmiddel.
22. Het hebben van een andere gelijktijdige ziekte of aandoening die, naar de mening van de onderzoeker, de onderzoeksdeelname zou belemmeren.
Informatie uit de PIF: Alle geneesmiddelen kunnen bepaalde bijwerkingen en ongemakken veroorzaken. De meest voorkomende bijwerkingen en ongemakken die zijn gemeld voor infigratinib, zijn: Zeer vaak (frequentie van 10% (1 op 10) of meer) gemelde bijwerkingen: • Tijdelijke toename van het mineraal fosfaat in het bloed. De verandering in de concentratie fosfaat in uw bloed kan mogelijk geen symptomen veroorzaken, of de verandering kan leiden tot kalkafzettingen in uw lichaam, waaronder in uw huid, hart of bloedvaten. Een bloedtest zal bepalen of er veranderingen zijn geweest in de concentratie fosfaat in uw bloed. Als uw fosfaatspiegel hoog is, kan uw arts de dosis van het onderzoeksgeneesmiddel verlagen of kan hij/zij u vragen om een geneesmiddel in te nemen om de fosfaatspiegel te doen dalen. • Tijdelijke afname van het mineraal fosfaat in uw bloed. • Tijdelijke toename van het mineraal calcium in het bloed. U krijgt mogelijk geen symptomen als er bij u slechts een kleine stijging of daling van de calciumspiegel in uw bloed is. In ernstige gevallen van hoge concentraties calcium kunt u mogelijk te maken krijgen met nierproblemen, een onregelmatige hartslag of verwarring. • Tijdelijke veranderingen in de metingen van uw nierfunctie die het vaakst worden waargenomen op hetzelfde moment als de veranderingen in de fosforspiegel in uw bloed. • Spierzwakte en/of ongemak en vermoeidheid. • Gewrichtspijn. • Stomatitis (ontstoken en zere mond). • Bijwerkingen van het maagdarmstelsel waaronder constipatie, diarree, misselijkheid, braken, buikpijn, indigestie, veranderde smaak. • Droge mond. • Verminderde eetlust en gewichtsveranderingen. • Huid- en nagelveranderingen, waaronder blaarvorming en vervelling van de huid op de handen en voeten. • Aan het oog gerelateerde bijwerkingen (het vaakst droge ogen en wazig zien) en minder vaak hoornvlies- of netvliesproblemen, verergerende staar of ontsteking van het oog. • Haaruitval. • Tijdelijke, lichte veranderingen in bloedtesten die uw leverfunctie controleren. Deze veranderingen verdwijnen zeer waarschijnlijk wanneer u stopt met de inname van infigratinib. • Afname in het aantal rode bloedcellen, wat vermoeidheid en kortademigheid kan veroorzaken. • Bloedneus. • Lage concentratie natrium in het bloed, wat zwakheid kan veroorzaken. • Pijn in de ledematen, mogelijk in rust of bij inspanning. • Hoofdpijn. Infigratinib heeft lichte tot matige veranderingen in het gezichtsvermogen veroorzaakt bij sommige patiënten. Hoewel dit type storingen van het gezichtsvermogen weer kan verbeteren, bestaat het risico dat dit blijvend kan zijn nadat u stopt met het innemen van infigratinib. Wazig zien en, in sommige gevallen, verlies van gezichtsvermogen zijn gemeld bij vergelijkbare geneesmiddelen die werden onderzocht in andere onderzoeken bij mensen. Alle patiënten ondergaan een uitgebreid oogonderzoek aan het begin van het onderzoek en dit wordt herhaald tijdens het onderzoek. Als de resultaten van de oogonderzoeken uitgevoerd tijdens de screening abnormaal zijn, kunt u niet meedoen aan het onderzoek en als er abnormale veranderingen ontdekt worden tijdens uw deelname aan het onderzoek, moet u mogelijk uw deelname aan het onderzoek stoppen. Het is belangrijk dat u uw arts vertelt over alle reeds bestaande oogproblemen die u heeft en veranderingen in het gezichtsvermogen die optreden tijdens het innemen van het onderzoeksgeneesmiddel, omdat uw arts kan beslissen om uw behandeling met de onderzoekgeneesmiddelen stop te zetten. Het is belangrijk dat u geen auto bestuurt of machines bedient als u begint enige veranderingen in het gezichtsvermogen te ervaren tijdens uw deelname aan het onderzoek. Vaak (frequentie van 1% tot 10%) gemelde bijwerkingen: • Letsel aan het hoornvlies; dit is het transparante, koepelvormige venster dat de voorkant van het oog bedekt. Deze veranderingen kunnen worden opgemerkt als wazig zien of kunnen alleen worden ontdekt door een oogarts. • Veranderingen van uw netvlies (het lichtgevoelige gedeelte van uw oog). • Uitdroging. • Veranderingen in het vermogen van het lichaam om hormonen te produceren. • Doof gevoel in uw vingers of tenen. • Verhoging van de concentratie kalium in het bloed, wat doorgaans geen symptomen veroorzaakt, maar wel misselijkheid, hartkloppingen en lage energie kan veroorzaken. • Sommige veranderingen in de nierfunctie zijn tijdelijk, maar kunnen blijven duren nadat u stopt met de inname van infigratinib en deze kunnen het vermogen van uw nieren om te functioneren beïnvloeden. • Verhogingen van de spijsverteringsenzymen amylase en lipase zonder symptomen, wat gerelateerd kan zijn aan de werking van uw pancreas. Veranderingen in de werking van uw lever kunnen blijven duren nadat u stopt met de inname van infigratinib en deze kunnen het vermogen van uw lever om te functioneren beïnvloeden. • Tijdelijke verergering van de metingen van het pompvermogen van uw hart, vaak zonder symptomen, maar ze kunnen weggaan wanneer u stopt met de inname van infigratinib. • Duizeligheid.
Proefpersonen gerandomiseerd naar infigratinib krijgen harde gelatinecapsules voor orale toediening van infigratinib 125 mg QD (toegediend als één capsule van 100 mg en één capsule van 25 mg) met gebruik van een dosisschema van 3 weken (dagen 1-21) en 1 week pauze (dagen 22-28).
Mijn overzicht
Hier vind je een overzicht van de door jou bewaarde studies. Zo maak je eenvoudig een lijstje van onderzoeken die voor jou relevant zijn. Ook kun je ervoor kiezen om in één keer een samenvatting van al je geselecteerde onderzoeken te printen.